Nl:Latijnse woorden en expressies/C
Latijnse woorden en expressies die starten met de letter C.
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z - @ - * |
- c.,can.
- canonicus
- ca.
- circa
- cant.
- cantor
- capell.
- capellanus
- civ.
- civis, civissa
- cod.
- codex
- cojug.
- conjuges
- com.
- comes, comitis, comitissa
- conj.
- conjug(i)alis
- conjug.
- conju(n)x
- Cons.eccl.Rom.Smtis
- Consuetis ecclesiae Romanae Sacramentis
- cop.
- copulata, copulatus
- C.S.
- consiliarius
- cust.
- custos
- cac(c)abus
- kookpot
- cacelanus
- kapelaan
- cachexia
- groene ziekte
- cacubarius
- oventegelzetter
- cadaver
- lijk
- caduceator
- heraut, onderhandelaar, stratemaker, wegenmaker, bruggenbouwer
- caecus
- blind
- cae-, coe-, celebs (-libis)
- vrijgezel, jongman, ongehuwd man, ongetrouwd, echteloos
- cae-, coelibatus
- ongehuwde staat
- caelator
- plaatsnijder, graveerder, graveur, drijver, drijfkunstenaar, maker van drijfwerk in goud of zilver
- caelator ferarius
- ijzersnijder, stempelsnijder
- caelator gemmarum
- edelsteensnijder
- caelator monetarium
- muntstempelsnijder
- caelator typorum
- lettersnijder
- caelum abiit (in...)
- is naar de hemel (gegaan)
- caementarius
- steenkapper, metselaar
- calcarius
- spijkersmid, nagelsmid
- calcearius, calceator calcianius, calceolarius, calciarius
- schoenmaker
- calciferrator
- hoefsmid
- calculus
- legpenning, rekenpenning (penning gebruikt om met behulp van een rekenbord (of rekendoek) te kunnen rekenen.)
- calendae
- eerste dag van de maand
- calida febri
- door een warme koorts
- califex
- schoenmaker
- caligarius
- soldatenknecht, kousenmaker
- caligator
- kousen-, broekenmaker
- callifex
- laarzenfabrikant
- cambitor
- wisselaar
- camerarius
- kamerling
- campa
- uitvlucht
- campæ
- uitvluchten
- campana
- klok
- campana decimalis
- tienden-klok
- campanæ
- klokken
- campanula
- kleine klok of bel
- campanulæ
- klokjes of belletjes
- campi custos
- veldwachter
- campi pars
- cijns betaald onder vorm van veldvruchten
- campus
- vlakte, open veld, slagveld
- cancellarius
- kanselier
- candelarum artifex
- kaarsenmaker, kaarsengieter
- candidarius
- bleker
- canisius
- hondjes
- canonicus
- kanunnik
- cantatum
- gezongen
- cantor
- zanger
- cantrifex, cantrifusor
- tingieter
- capellanus/ni
- kapelaan/anen (de latere onderpastoors), geestelijken die de kapelanieën bedienen
- capellania castralis
- kapelanie oorspronkelijk aan een kasteel verbonden (vaak is een gebied een kapelanie voor het een parochie wordt)
- capellanus
- kapelaan, hulppriester
- capellula
- kapelletje
- capillamentarius
- pruikenmaker
- capitagium
- hoofdelijke belasting, personele belasting, hoofdcijns
- capitaneus
- (mil.) kapitein
- capitaneus equestris
- (mil.) ritmeester, kavaleriekapitein
- caponator
- herbergier
- caput
- hoofd
- carbonarius
- kolenbrander
- carcanum
- halsijzer voor misdadiger
- carcer
- kerker, kerkerkot
- caretarius
- voerman
- carnifex, carnificis
- scherprechter, beul, vilder, slager,vleeshouwer
- carpentarius
- timmerman, schrijnwerker, wagenmaker, rijtuigmaker
- carrura
- wagen, kar
- carta
- charter, oorkonde
- castellana
- burggravin
- castellania
- kasselrij, burggraafschap
- castellanus
- kasteelheer, slotvoogd, burchtvoogd, burggraaf, kastelein
- castellum, castrum
- burcht
- catabolensis
- vrachtrijder, wagenvoerder, voerman
- catalogus confirmatorum
- naamlijst van de gevormden
- cataphractarius
- (mil.) kurassier
- catarrhus
- zinking
- catholicus
- katholiek
- catopt(r)icus
- spiegelmaker, spiegelgieter
- caupo
- waard, herbergier, kastelein, wijntapper, brouwmeester
- caupona
- herberg, kroeg, winkel
- causa mortis
- doodsoorzaak
- causa uxoris
- uit hoofde van het huwelijk
- causidicus
- advokaat
- cautio, cavere
- borgtocht, behoedzaam, voorzichtig zijn
- cavere de rato
- borg blijven zolang de bijzonderste schuldenaar het voor goed aanneemt
- cecus
- blind
- cedere
- overdragen
- celebrare
- plechtig vieren
- celebratus
- gevierd
- celebravi
- ik heb gevierd
- celebs, coelebs
- ongehuwd, echteloos, ongetrouwd
- cellarius
- keuken of keldermeester
- cementarius
- metselaar
- cemeterio
- op het kerkhof
- cenotaphium
- grafmonument ter ere van iemand wiens lijk daar niet aanwezig is
- censor librorum
- boekenkeurder in de R.K. kerk
- censuarius
- erfpachter
- census
- rijkdom, cijns
- census hereditas
- erfpacht
- centenarius, centarius
- honderdjarige
- centesimo
- honderd
- centesimus
- honderdste
- centum
- honderd
- centurio
- (mil.) kapitein, ritmeester, bevelhebber over honderd man
- centurio equestris
- (mil.) ritmeester, kavaleriekapitein
- cerarius
- wasfabrikant
- cerdo
- (leer)looier, schoenmaker, ongeschoolde, handswerkman
- certa, certum, certus
- zeker
- ceterus
- andere
- c(h)elista
- violist, vioolspeler, vedelaar, speelman, vioolbouwer
- chiliarcha
- (mil.) overste, kolonel
- chirotecarius
- handschoenmaker
- chirotheragius,chirotherarius
- heelmeester, chirurgijn, (maatschappelijk lager dan medicus)
- chirurgus (juratus)
- (gezworen) chirurgijn
- christiane
- op kristelijke wijze
- cimiterium
- kerkhof
- cingularius
- gordelmaker, gespenmaker
- circa
- ongeveer, omtrent
- circiter
- omstreeks
- circa primam matutinam
- rond één uur smorgens
- circa secundam nocturnam
- rond twee uur snachts
- circa undecimam antemeridianam
- om elf uur voormiddag
- circa duodecimam diurnam
- om twaalf uur in de dag
- circa meridiem
- rond de middag
- circa tertiam pomeridianam
- rond drie uur namiddag
- circa quintam vespertinam
- om vijf uur savonds
- circa undecimam nocturnam
- om elf uur snachts
- circa vesperam
- rond de avond
- circulator
- venter, marskramer, marktschreeuwer, kwakzalver
- civis
- burger
- civissa
- burgeres
- civitas
- stad
- clancula
- in het geheim
- clarissimus
- zeer beroemde
- clarum vivorum propagines
- stamboom
- clauculo
- in het geheim
- claudus
- kreupel, mank, lam
- clericus
- geestelijke, ook leerling, student, academicus, geleerde
- clericus scabinorum
- schepenklerk
- clibanarius
- bakker, ovenmetser, ovengieter, ovenist,(mil.)kurassier
- clusor
- (ijzer)smid, jagersknecht
- coadjunctor
- toegevoegd, hulp
- cocus
- kok
- codex
- handschrift
- coelebs
- ongehuwd, ongetrouwd, echteloos
- coelibatus
- ongehuwde status
- coemeterio
- kerkhof
- cognatio, congationis
- spillemaagschap, verwant van moederszijde
- cognatus
- bloedverwant, spillemaag, verwant van moederszijde (??vader??)
- cognita/tus
- verwante gekend
- cognomen
- familienaam
- collactanea
- zoogzuster
- collactaneus
- zoogbroeder
- collateralis
- zijmaag, bloedverwant in de zijlinie
- collator
- die het recht heeft een ambt te begeven
- collybista
- munter, werkman in de munt
- colonellus
- (mil.) overste, kolonel
- colonia
- pachthoeve
- colonus
- boer, landbouwer, cijnsman, bouwman, kolonist, bewoner, inwoner
- colorator
- verver
- combusta, combustus
- verbrand
- comes
- graaf
- comitin
- grafelijk
- comitissa
- gravin
- commater
- doopmoeder, meter, peet(tante)
- commendator
- komtuur, kommandeur, overste
- commendator provincialis
- landkomtuur, landkommandeur (over een balije van een ridderorde)
- commissarius
- lasthebber, gemachtigde, bemiddelaar, kommissaris, plaatsvervanger
- commissio
- opdracht, proefstuk, wedstrijd
- commorans
- verblijvend te
- commorans apud
- verblijvend bij
- commorare
- verblijven
- commutator
- wisselaar
- communicantes
- paasplichtigen
- communitas
- gemeente
- comparare
- verschijnen
- compater, compatris
- doopvader, peter, peet(oom)
- compere
- peter
- compositor calopodiorum
- leestmaker, houtenschoenmaker
- compositor vaginarum
- wapenschedemaker
- comprivignus
- medestiefzoon
- computus
- rekening
- concillium Tridentinum
- het concilie van Trente
- concubinatus
- uit de vrije echt; een alternatief Romeins huwelijk (met concubine, typisch als vrouw de bruidschat niet kan betalen)
- concursus
- examen voor betrekking als pastoor
- condicta
- bruid, verloofde
- condictus
- bruidegom
- condimentarius
- specerijenkoopman, kruidenier, drogist
- conditio
- beroep
- conditione (sub-)
- (onder0voorwaarde
- confamiliaris
- tot de familie behorend
- confesso
- biecht
- confessione et extrema unctione praemunitus
- voorzien van de laatste sacramenten (biecht en H.Oliesel)
- confessus
- gebiecht
- confirmati
- gevormden
- confirmatorum (registrum)
- register van vormelingen
- confirmatus
- gevormd
- congeneralis
- verwant, familielid
- coniu(c)s
- echtgenoot
- coniuga
- de echtgenote
- coniugae
- van de echtgenote
- coniugatoren
- echtelieden
- coniuges
- de echtgenoten, gehuwden
- coniugis
- van de echtgenoot
- coniugum
- echtgenoten (mv. genitief, van)
- coniuncti
- gehuwden
- coniunx
- de echtgenoot, echtgenote
- coniunxi matrimonio
- heb ik in den echt verbonden
- coniux
- komt meestal voor in de tweede naamval van het meervoud "conjugum", echtelieden
- conjugalis
- gehuwd
- conjugata, conjugatus
- gehuwd
- conjugatio
- (echt)verbintenis, huwelijk
- conjugere
- uithuwelijken, ten huwelijk geven
- conjuges
- echtgenoten, echtelieden, echtelingen
- conjugiale, conjugialis
- (bn) echtelijk, huwelijks
- conjugium
- het huwelijk aangaan
- conjugum
- echtgenoten (mv. genitief van...), zijn gehuwd
- conjuncta, conjunctus
- (bn) verbonden, gehuwd, verwant (in 't algemeen)
- conjuncti fuerunt,-sunt
- zijn getrouwd
- conjunctio
- (echt)verbintenis, huwelijk, verwantschap, ook de verwanten
- conju(n)x, coniu(c)s, contectalis
- echtgenoot, man, echtgenote, vrouw
- conjurgatus
- gehuwd
- connubium
- huwelijk
- consanguineus, -nea
- bloedverwant
- consanguinitas, -tatis
- van de bloedverwantschap
- conscabinus
- medeschepen
- consensu meo
- met mijn toestemming
- consensu parentum
- met toestemming van de ouders
- consensu pastoris
- met toestemming van de pastoor
- consensu quorum interest
- met toestemming van de belanghebbenden
- consiliarius
- raadslid, raadsheer, raadgever, bijzitter
- consobrina
- tantesdochter van moederszijde, dochter van moederszuster, volle of eigen nicht
- consobrinus
- volle neef, gezusters kinderen, kind van iemands oom of tante
- consobrina magnus
- kleindochter van de zuster van de grootmoeder
- consobrinus magnus
- kleinzoon van de zuster van de grootmoeder
- consocer
- mede-schoonvader
- consors
- gemaal, echtgenoot, man
- con(e)stabul(-arius),(-us)
- konstabel, politieagent, bewaker
- consortis
- gemaal, echtgenoot, man
- consuetis ecclesiae (Romanae) sacramentis
- met de gebruikelijke sacramenten van de (Roomse) Kerk
- consul
- raadsheer, vaak ook burgemeester
- contectalis
- echtgenoot, man, echtgenote, vrouw
- conthoralis
- echtgenote
- contractante nuptiali
- huwelijkse voorwaarden
- contrahunt
- huwen
- contrahunt matrimonium
- zij sluiten een huwelijk
- contraxerunt
- het huwelijk aangegaan
- contraxerunt matrimonium
- sloten een huwelijk
- contraxit sponsalia
- deden trouwbelofte, ondertrouw
- contribulis
- stamgenoot, verwant
- conubium
- huwelijk
- conversus (ad fidem catholeam)
- bekeerd (tot het katholiek geloof), bekeerling
- copiae
- legers
- copula conjugalis
- echtverbintenis, echtvereniging
- copulanda, copulandus
- trouwer, persoon die wil huwen
- copulare
- kerkelijk trouwen
- copulata, copulatus
- (bn) gehuwd, getrouwd, getrouwde, gehuwde
- copulatio
- kerkelijke huwelijksvoltrekking
- copulatio coram
- huwelijksvoltrekking in tegenwoordigheid van, -ten overstaan van
- copulati fuere, -fuerunt, -sunt
- zij zijn getrouwd
- coqua
- keukenmeid
- coquus
- kok
- coram
- ten overstaan van, in tegenwoordigheid van
- coram judice
- ten overstaan van de rechter
- coram me infrascripto pastore
- voor mij ondertekenende pastoor
- coram notario et testibus
- voor notaris en getuigen
- coram omni plebe
- voor veel aanwezigen
- coram praedicante acatholica
- voor de niet-katholieke (protestantse) predikant
- coram testibus
- voor de getuigen
- corbiferius
- korfdrager
- corbifex
- mandenmaker
- cordarius
- touwslager, lijndraaier, koordmaker
- corem
- bij
- coriarius
- leerbereider, leerbewerker, leerlooier, schoenmaker, riemenmaker, gordelmaker
- coronarius, coronator
- lijkschouwer
- corpus
- lichaam
- corpus alienum
- vreemd element
- corpusculum
- lichaampje
- correptus
- overvallen, weggerukt
- corrigiarius
- riemenmaker, gordelmaker, zadelmaker
- costa
- wederhelft, vrouw,(eig. rib)
- cotarius, cotiarius
- slijper, wetter, arbeider, huisbediende
- cremeterium
- kerkhof
- cribrarius
- zeefmaker
- crispator
- pruikenmaker, barbier, kapper
- crucesignatus
- kruisvaarder
- crucifer
- kruisvaarder, kruisridder
- crucis
- van het kruis
- crumenarius
- beurzenmaker, tassenmaker, leerbewerker, koffermaker, zadelmaker
- crux
- kruis
- cubicularia
- kamermeid
- cubiculum
- (slaap)kamer
- cuius anima requiescat in pace
- zijn ziel rust in vrede
- cuius loco
- in wiens plaats
- cuius vicem supplevit
- in wiens plaats optrad
- cuius vices egit
- in wiens plaats optrad
- cujus
- van wie
- cujus filia
- van wie dochter is
- cuius loc(o) (-um) tenuit
- wiens plaats werd ingenomen door
- culcit(r)arius
- stoffeerder, mantelmaker
- cultellarius, cultellifex, cultrarius, cultrariux
- messenmaker
- cum
- met, als, ofschoon, wanneer, omdat
- cum ab illustrissimo ac reverendissimo domino episcopo obtena dispensatione in bannis
- met dispensatie in de roepen verkregen van de illustere en zeer eerwaarde heer bisschop
- cum amicis
- met vrienden, - vriendinnen
- cum consensu pastoris
- met toestemming van de pastoor
- cum dispensatione
- met dispensatie, met vrijstelling
- cum dispensatione impedimenti consanguinitatis
- met vrijstelling van huwelijksbeletsel door verwantschap
- cum dispensationei in bannis
- met vrijstelling der roepen
- cum dispensatione in banno
- met vrijstelling in één roep
- cum fundo et omnibus pertinenti(bus) (-is)
- met de grond en alles wat er toe behoort
- cum mea licentia
- met mijn vergunning
- cum missa
- met een mis
- cum pertinentiis
- met toebehoorten (koopakte en rentbrieven)
- cum suis
- met gevolg (in de zin van : met de zijnen)
- cum totali relaxatione
- met volledige vrijstelling (geruststelling)
- cumulare
- cumuleren, cumulatie van ambten en opstapeling van wedden door één persoon
- cum vigilus et exequiis
- met vigiliën en uitvaart
- cuparius
- tonnenmaker, kuiper
- cupe(n)dinarius
- koekbakker, banketbakker, winkelier, kramer
- cup(r)ifex
- koperslager, koperbewerker
- curanda
- pupil, pleegdochter
- curandus
- pupil, pleegzoon
- curator
- voogd, verzorger, verpleger, bestuurder, toezichter
- curator ventris
- curator over ongeboren vrucht
- curatus
- pastoor
- currus
- wagen, gespan, kar
- cursor
- bode
- curtiu
- de korte
- custodis
- koster (2e naamval)
- custos
- koster, opziener, opzichter, behoeder, beschermer, deurwachter, portier, (be)waker, wachter
- custos camporum
- veldwachter
- custos mercenarius
- gehuurde koster
- custos ovium
- schapenhoeder, schaapsherder
- custos porcorum
- varkenshoeder
- cyrothecarius
- handschoenmaker